Onlangs had ik een discussie met een vriend over het nieuws, en de toch wel soms alarmerende berichten die daar regelmatig verschijnen. Terwijl ik vond dat ons huidige systeem structurele problemen heeft en dus veranderd moet worden (haal je rode vlag dus al maar boven), vond mijn gesprekspartner dat de problemen geen structurele oorzaken reflecteren, en dat er dus binnen het systeem naar oplossingen moet worden gezocht. Frustratie alom.
Maar wat mij pas echt verbaasde, was dat mijn opinie als ‘pessimistisch’ werd bestempeld. Zeker omdat dit geen uitzondering is. Bernie Sanders werd bijvoorbeeld door zijn politieke tegenstanders vaak bestempeld als een oude, knorrige politicus die enkel aandacht heeft voor wat fout gaat, en daardoor het goede uit het oog verliest. Is ons radicalisme pessimistisch?
De ‘Optimisten’
Veel van deze kritiek op radicaal-links komt van de recente beweging van vooruitgangsoptimisten, met Steven Pinker voorop. In België hebben we onze eigen Pinker-van-den-Aldi, Maarten Boudry. Boudry schreef onlang zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat¸ waarin hij het opneemt tegen ‘doembeelden over klimaat en islamisering’ en de ‘cultuurpessimisten’. Wij hebben volgens hem meer nood aan de waarden van de rede en de Verlichting.
Steven Pinker schrijft exact hetzelfde in zijn boek ‘Enlightenment Now’. Dat boek staat vol met data en statistieken over hoe de wereld beter is dan ooit. En natuurlijk kloppen veel van die statistieken, en geen enkele persoon die daar nog aan twijfelt: er zíjn verbeteringen geboekt. Maar belangrijker dan de statistieken zelf, is het wereldbeeld van Pinker (en Boudry) dat aan de hand van die statistieken aan de lezer wordt verkocht, daar waar het fout loopt.
Het onderliggende discours luidt als volgt: voor de Verlichting was het leven ‘nasty, brutish en short’ (deze bekende quote van Hobbes wordt effectief gebruikt). Uiteindelijk redden de stemmen van de rede en de wetenschap ons van deze staat, bevrijdden we ons van het juk van irrationaliteit, en sindsdien hebben we 200 jaar lang vooruitgang gehad, en zijn we er allemaal beter op geworden. Deze verbeteringen zijn een rechtstreeks gevolg van industrialisatie en vrije-markt kapitalisme.
Dit heeft verschillende implicaties. Rijke Westerse landen mogen onder geen beding van koers veranderen. De geschiedenis heeft immers aangetoond dat enkel onze huidige koers naar vooruitgang leidt. Voor arme landen is het doel dat ze instituties creëren die het kapitalisme zijn werk laat doen. Westerse weldoeners kunnen of zelfs moeten, via ontwikkelingshulp, een steentje bijdragen.
Waarom Dit Optimisme Niet Tot Vooruitgang Leidt
Met deze visie is het niet verwonderlijk dat Pinker (en Boudry) zo populair zijn bij het establishment. De onkritische visie die zij verkondigen legitimeert namelijk het huidige systeem. En zoals decennialang neoliberalisme heeft aangetoond, het vaandel van rationaliteit opeisen werkt. Wie tegenwerkt is niet rationeel. Op die manier wordt het bestaande systeem gelegitimeerd en voorgesteld als het enige systeem (TINA: There Is No Alternative). Dit verklaart de frequente uitvaringen van Pinker en Boudry tegen radicaal-links, antikapitalisten en het ‘cultuurmarxisme’ (wat dat ook mag zijn). En het verklaart ook de merkwaardige blinde plekken binnen hun discours, zeker voor mensen die beweren hun visie exclusief te stoelen op de rede, wetenschap en feiten….
Als we kijken naar de geschiedenis van het kapitalisme, zien we dat er ook een keerzijde is. De welvaart van het Westen is er enkel kunnen komen op de ruggen van anderen: boeren die gedwongen werden in de fabriek te werken, vrouwen wiens lichamen vervolgd en gedomineerd werden en bruine en zwarte mensen die structureel vermoord werden door de zoektocht naar winst, …. Veel van de verwezenlijkingen die we vandaag de dag het meeste waarderen, zijn juist gekomen doordat deze groepen zich verzet hebben tegen onderdrukking en uitbuiting. In België zijn zaken zoals het verbod op kinderarbeid, de 8-uren werkweek en het algemeen stemrecht allemaal voortgekomen doordat de gewone mensen op straat zijn gekomen. Ze hebben dat dan ook met hun leven bekocht.
De vooruitgang die wij zo koesteren steunt dus niet enkel op een constant stijgend BBP en betere technologie. De evolutie sinds de jaren ’80 bewijst dat. Vanaf die periode was het verzet namelijk op een historisch laagtepunt, en kende onze economieën verregaande hervormingen. Reguleringen werden teruggedraaid, openbare diensten werden geprivatiseerd en het vrije handelsregime vierde hoogtij. Het resultaat? Het BBP is de lucht ingeschoten, maar indicatoren die écht vooruitgang meten laten zien dat levenstevredenheid in bijna geen enkel land significant is gestegen sinds 1975.
Zelfs als rijke landen wél op de juiste weg zouden zijn, zou de huidige gang van zaken nog steeds onaanvaardbaar zijn. De welvaart van het Westen is namelijk niet alleen ontstaan door uitbuiting en onderdrukking, ze wordt daardoor nog steeds in standgehouden. Dit zowel op kap van de arbeiders, die zelfs tijdens pandemieën gevraagd worden winst te blijven maken voor hun baas (met een reep chocolade als vergoeding), als op kap van de armere landen.
We lezen vaak dat het altruïstische Westen arme landen helpt via ontwikkelingshulp. Wel, dat blijkt fout: er vloeit meer rijkdom van arme landen naar rijke landen dan andersom. Dit komt onder andere door dat we eerder onvrije handel dan vrije handel hebben: de globale economische structuren zijn zo gebouwd dat ze het Westen bevoordelen, en er zit een klein leger aan juristen en bankiers aan de knoppen om dit machine te laten blijven draaien.
De onderdrukking heeft weliswaar een andere vorm aangenomen, veel subtieler en beschaafder dan vroeger. Maar ze is er nog altijd, en het is belangrijk dat we ons daarvan bewust zijn. Enkel dan kunnen we effectief vooruitgang maken. Dat is echter iets dat onze ‘optimisten’ nooit zullen erkennen.
Wie is er de pessimist?
In haar prachtige essays schrijft Rebecca Solnit vaak over hoop. Zowel de pessimist als de optimist denkt dat er niets valt te doen, en beiden blijven thuis.
Hoop, daarentegen, is het kompas tussenin de valse zekerheid van het optimisme en pessimisme. Hoop komt voort uit de onzekerheid van het leven; het is juist in die onzekerheid dat het potentieel ligt voor verandering.
Hoewel de ‘optimistische’ visie dat we gewoon verder moeten gaan zoals nu verleidelijk klinkt, is deze in weze niet hoopvol. Onder dat mooie verhaal staat namelijk één zekerheid vast: dit systeem veranderen is waanzin. Probeer te tekenen, maar enkel binnen de lijntjes, of we gaan ten onder.
Dat is geen hoop. Echte hoop begint pas wanneer je de wereld, in al haar complexiteit en onzekerheid, in de ogen aankijkt en bedenkt: wij kunnen beter.
Eerst dacht ik iets te lezen over vooruitgangsoptimisme dat ik al wist, maar goed gelinkt met het werk van Jason Hickel en Rebecca Solnit. Dat maakte het steeds interessanter. Ik herken ook de frustratie van als pessimistisch te worden bestempeld, gewoon omdat je structurele problemen ziet.
Ik blijf wel achter met de vraag wat de reactie hierop dan weer zou zijn van mensen als die vriend van je.
Dank U! 🙂 Wel, ik heb nog een aantal uur verder gediscussieerd en het werd voor mij niet veel duidelijker wat de reactie was!