Kunst is …?

Mijn weg naar de kunst

Kunst had twee connotaties voor mij toen ik opgroeide: chique en saai. En ik zag mezelf als geen van beiden, en bijgevolg zag ik weinig heil in het opzoeken van kunst. Kunst had zich tot dan toe op twee plaatsen in mijn leven getoond. De eerste is in dure galerijen van tweehonderd vierkante meter ruimte met drie schilderijen, twee sculpturen en één dure persoon die direct door heeft dat je geen enkel van de kunstwerken ook maar in je dromen zou kunnen veroorloven. De tweede zijn gigantische, overweldigende musea waar je enkel als expert in het gebruik van paardenharen penselen in de tweede helft van de zestiende eeuw van Vlaams-Brabant binnen het warme kleuren palet iets van kan appreciëren.

En eigenlijk is er nog een derde plaats waar kunst zich aan mij toonde: school. Maar dat kan ik niet echt volledig meetellen, want alle pretentie van vrije wil, keuze en interpretatie viel er weg. Niets kan zo effectief de inherente interesse in kunst van kinderen chirurgisch amputeren als een zwart-witte fotokopie van de Mona Lisa, waarnaast je 15 regels moet schrijven over de objectieve betekenis van dit schilderij zoals gedicteerd door de leerkracht (te reproduceren op het examen natuurlijk). School bereid inderdaad kinderen goed voor op de arbeidsmarkt.

Naarmate ik ouder werd, had ik steeds het gevoel dat ik verwacht werd van kunst te houden, want dat is waar alle hoogopgeleide en zogenaamd slimme mensen betekenis in vinden. Maar hoezeer ik ook probeerde, die dure galerijen, academische musea en abstracte werken zeiden me totaal niets. Totdat ik op een dag improvisatietheater begon te doen. Ik leerde over personages, objecten, verhaalstructuren, ….Verhalen: dat kende ik. Daar was ik mee opgegroeid, elke avond bij het slapengaan, elke woensdag tijdens het middagmaal. Verhalen, één van de vormen van authentieke menselijke expressie, die zouden mijn toegang worden tot de kunst.

Maar welke kunst me juist het meeste aanspreekt, dat is een proces dat ik nog steeds aan het doorgronden ben. Momenteel ben ik gestrand op het idee dat er een onverklaarbare kloof moet zijn tussen de creatie van het kunstwerk, en de receptie van het kunstwerk. Twee films die ik recent heb gezien staan me toe dit het beste te illustreren: ‘Lost in Translation’ en ‘La grande Belleza’.

Over emoties, vragen en antwoorden

Lost In Translation is een film van Sofia Coppola met Scarlett Johansson en Bill Murray in de hoofdrol. Twee verloren ziel dwalen rond in Tokyo. Ondanks hun verschillende levens zijn ze beide zoekende en eenzaam, en daarin vinden ze elkaar. De film heeft weinig plot; er gebeurt niets. De aantrekkingskracht van de film bestaat uit het gevoel dat het in je opwerkt. Er is iets poëtisch en menselijk aan de gang dat je in het verhaal meesleept en mee doet voelen wat de personages voelen. De kijkervaring is aangenaam. Maar na afloop bleef nog meer een ander gevoel over bij mij: bedrog. Ik voelde me bedrogen omdat het zo overduidelijk was welk gevoel de film wou opwekken. Atmosferische muziek, reflecties in het glas, de neon reclames van Tokyo, de taal- en culturele barrière overdrijven, …. De technieken zijn goed uitgevoerd, en de emoties die zo worden opgewekt maken dat je de personages en hun ervaringen beter begrijpt. Maar juist omdát het zo duidelijk is opgewerkt, voel ik mij bedrogen; gemanipuleerd. Het is een goede film, maar is het echt kunst? Is het meer kunst dan een temptation island, wiens doel het is om een guilty pleasure op te roepen, en daar via allehande effectieve technieken effectief in slaagt?

Lost In Translation: Tokyo, de romantische stad

Over naar La Grande Belleza, een film van Paolo Sorrentino met in de hoofdrol Toni Servillo. Het hoofdpersonage is Jep Gambardella, een auteur die decennia lang niet meer heeft geschreven maar zich desondanks door de culturele elite van Rome baant. Op zijn 65e verjaardag beseft en ziet hij de absurditeiten en pretentie meer dan ooit, maar hoe meer het besef groeit, hoe minder er nog van hemzelf overblijft. Ook deze film is quasi plotloos, en wil meer dan iets een gevoel naar voren schuiven. Deze film heeft een idee. Het weet exact wat het doet en hoe het dit doet. Ook deze filmt gebruikt een scala aan spectaculaire shots en indrukwekkende muziek. Maar wat het idee is, dat is niet meteen duidelijk. En daar kwam voor mij de intrige, het verbazingwekkende: ik was gekluisterd aan de film, ondanks dat ik de kijkervaring helemaal niet zo plezierig vond! Want ik moest en zou snappen wat de film wou overbrengen, want dat er iets was, dat was duidelijk. En op het einde bevond ik me met gevoelens zoals existentïele bekommeringen en absurditeit, maar vooral: fascinatie.

La Grande Belleza: een liefdesbrief aan Rome.

Kunst is…?

La Grande Belleza, in tegenstelling tot Lost In Translation, is een vraag, veel meer dan een antwoord. Er wordt iets uitgevoerd, er wordt een boodschap overgebracht, maar hoe dit juist is gebeurd, dat is onduidelijk. En zelfs de boodschap zelf kan verder ondervraagd worden, verder uitgepluisd worden naar laag twee en drie. De onduidelijkheid, het mysterie, dat is de kloof, dát is kunst voor mij.

Hum.

Hum.

Om het toch al niet te gemakkelijk te maken, om te eindigen met een zelfgemaakte kloof: er zijn kunstwerken die aan dit criterium niet voldeden, en tóch vond ik het goede kunst. Zo zag ik bijvoorbeeld in een museum een deurbel hangen met verschillende namen opgeplakt, zoals in menig grootstedelijk appartementsblok te vinden is. Druk op een van de bellen, en je krijgt er een levensverhaal uit verteld. Dat is het. Van een kloof geen sprake. En toch vond ik dit fantastisch. Het vertrok uit iets concreet, uit je dagelijkse leefwereld, en geeft er diepte aan op enorm simpele wijze. En zo zijn er nog ontelbaar veel voorbeelden, niet in het minste met betrekking tot expliciet politieke kunst… Dus ja, ik ben het proces nog steeds aan het doorgronden.

 

From the river to the sea, Palestine will be free!

In April 2020 schreef Arundhati Roy de volgende beroemde woorden: ‘[The pandemic] is a portal, a gateway between one world and the next. We can choose to walk through it, dragging the carcasses of our prejudice and hatred, our avarice, our data banks and dead ideas, our dead rivers and smoky skies behind us. Or we can walk through lightly, with little luggage, ready to imagine another world. And ready to fight for it.’

De pandemie was een kans voor de mensheid op een nieuw begin. Het legde zoveel ongelijkheden bloot, zoveel incompetentie en onrecht, dat mensen de kans kregen om een andere wereld te bouwen. Het is duidelijk dat dit niet gelukt is. De wereld is grotendeels door het portaal gestapt met alle gewicht van voordien.

Het huidige conflict in Palestina geeft ons nog een kans. Misschien is het geen portaal, maar een spiegel. Mensen over heel de wereld kiezen ondanks de partijdige berichtgeving van media de kant van Palestina en komen massaal op straat. De titel van dit artikel is trouwens niet toevallig gekozen. Een slogan die door voorstanders van Israël wordt bekritiseerd, maar eigenlijk een poging is om de roep naar rechtvaardigheid en vrijheid te delegitimeren en criminaliseren.

Voor mensen die op straat komen is het bijna onmogelijk het imperialistische en kolonialistische project van Israël & bondgenoten niet te herkennen, een project dat al vanaf de Tweede Wereldoorlog bezig is. De hypocrisie van het Westen is zelfs nog duidelijker. Er is geprobeerd om Rusland af te schilderen als een duivel en Israël als een engel. Bijna 10 rondes van sancties zijn doorgevoerd tegen Rusland, maar voor Israël wil premier De Croo liever een officiële nota sturen. Wel, daar zullen ze in Israël zeker in hun broek van plassen, maar dan van het lachen in plaats van angst.

De Palestijnse kwestie is een spiegel die de structurele onrechtvaardigheden en uitbuiting kan blootstellen. Kapitalisme, imperialisme, racisme, sexisme, … allemaal zijn ze verbonden aan elkaar, allemaal houden ze elkaar in stand. Oorlogen worden gevoerd door de heersende klassen om hun positie in de wereldeconomie te verbeteren, en hun eigen macht te consolideren. Dit geld voor zowel Rusland als voor Israël en de VS. Racisme, sexisme etc. zijn middelen om mensen tegen elkaar op te spelen, om zo de eigen machtspositie te behouden.

Maar de pro-Palestijnse betogingen zijn diverser dan eender welke andere betoging. En hier ligt de kans om een verschil te maken. Als de Palestina-kwestie een spiegel is, dan is het aan onszelf om het een portaal te maken naar een betere wereld. Laten we praten met onze medemensen, en onze strijd met elkaar verbinden. Enkel zo kunnen we écht het verschil maken.

Afspraak 11 november om 14:00 uur aan Brussel Noord!

Mecenas

Onlangs spoorde mijn hoogsteigen Mecenas mij aan deze blog te onderhouden. Na lang denken zag ik in dat, in een wereld met een ongeziene pandemie, all-around klimaatbullshit (van wanhoop tot absurditeit) en 160 euro energiekorting, de afwezigheid van een nieuwe post de druppel zou kunnen zijn die de emmer doet overlopen. En dat wil ik niet op mijn geweten hebben.

Deel 1: Superman

De reden dat ik niet meer heb kunnen posten, mijn beste, is omdat ik niet voldoe aan de eisen van de maatschappij. Ik ben geen Superman, heb geen robotbrein, heb geen exo-skeleton als lichaam. Als je werkt, is dat namelijk de impliciete verwachting. Wanneer je werkt, dan werk je. Je wordt betaald om 38 uren te werken, dus dan werk je die 38 uren. Je zou toch zeker je werkgever niet willen oplichten?

En dan zit je daar, uur in, uur uit, dag in, dag uit. Letterlijk, dan zit je daar. Je zit elke dag op dezelfde stoel, in dezelfde (slechte) houding, werkend en ervoor zorgend dat je waakzaam bent en op tijd je inkomende mails beantwoordt, ook tijdens de lunchpauze, want te lang niet antwoorden betekent dat je niet aan het werk bent. En wilt toch zeker niet je werkgever oplichten?
Een geniale nieuwe uitvinding, om ook op het kantoor jezelf te kunnen isoleren van anderen!

Een geniale nieuwe uitvinding te vinden in menig kantoor, om ook op het kantoor jezelf te kunnen isoleren van anderen en dat echte, productieve telewerk gevoel aan te wakkeren!

Je bent misschien klaar met werken na 8 uur, maar het werk is nog niet klaar met jou. Eerst moet je minstens een half uur in de sofa liggen om te bekomen van al dat harde werk. Daarna moet je al het huishoudelijke werk doen, dat je niet kon doen tijdens je werk. Zorg wel dat je genoeg sport, hoor! Trek die sportbroek aan (Just Do It), trotseer het donker en werk aan je lichaam. Voel de energie die door je lichaam gaat als je even beweegt. Kom daarna terug, kook je gezonde bio maaltijd en wees eerst een goede partner, dan een vriend, toch graag ook een familielid, uiteraard ook een burger, sterk aangeraden ook een creatieveling, noodzakelijke tijd-aanwezige, VERPLICHT consument, én, enkel als jij dat wil natuurlijk, een individu. Maar vergeet niet de afwas, en ga op tijd naar bed, want morgen is er nog een dag.

Een vraagje: wat voor zin heeft het om gezond proberen te zijn in een samenleving die ongezond leven als een voorwaarde beschouwt om te mogen leven? We werken ons kapot, hebben steeds minder energie voor de dingen in het leven die ons energie geven, totdat we uitgeblust aan de kant vallen. Burn-out.

Knock knock. Who’s there? The government! The government who? The government that is going to reduce your health allowance because you did not answer our get-back-to-work survey!

Deel 2: De internalisering van schaamte

Priviliged als ik ben, klaag ik over mijn werk. Zoveel mensen op de wereld zouden dolgelukkig zijn om in mijn plaats te zijn. Die 38 uur werk? Dat zijn er eigenlijk 30, en hoe durf je te klagen over 30?!

Ik wil praten over de arbeidsomstandigheden. Over sociaal isolement bij het telewerk, over de ongezonde manier van werken. Maar wat zal de Baas daarvan denken? Hij betaalt schoon mijn salaris, en toont zich toegeeflijk. Ik kan toch zeker niet de hele tijd klagen, wat zal hij wel niet van mij denken? Ben ik soms niet dankbaar? Of niet dedicated? Als ik vraag om minder uren, dan doe ik eigenlijk wel lastig. Er is werk te doen. En zo wordt mijn rebelsheid chirurgisch weggesneden. Als ik niet werk, heb ik geen inkomen nu, heb ik geen inkomen later, en is er een gat in mijn CV dat graag de job als dwangbuis overneemt.

Maar waar is de schaamte van de werk’gever’? Waarom worden werk’nemers’ gevraagd te werken en outputs te produceren, dagen achter elkaar zonder een mens te zien, zonder een vriendelijk woord, zonder de vraag ‘hoe is het met je’? Waarom moet ik mijn levensverwachting laten dalen, mijn kans op hartproblemen laten stijgen, mijn bloedcirculatie laten dalen, mijn stressniveau’s laten stijgen, om een inkomen te hebben? Waarom ben ik toch nog steeds een van de gelukkigen?! Waarom kunnen wij niet kijken naar de manier waarop we WERK organiseren, en vragen: WAAROM?

Deel 3: Vrijheid

Hier is een wild idee. Werk loskoppelen van inkomen. Dit idee is bijna te onvoorstelbaar, maar laten we toch proberen. Mensen zouden niet meer noodgedwongen hun arbeid moeten verkopen (de echte werkgever) aan de koper (de echte werknemer).

Wat doe je, als je niet moet werken voor je inkomen? Zou je dan misschien -hou je vast- werken voor je plezier? Zou je dan veel gemakkelijker je eigen initiatief op poten kunnen zetten (we zullen het zelfs ondernemen noemen, als toegeving)? Zou ons plezier dan zijn om te zitten achter een bureau, 8 uur per dag, en een perverse dankbaarheid tonen? Of zou er in de samenleving een nooit eerder geziene golf van sociale relaties, creativiteit, kunst en zorg komen?

Om eerlijk te zijn, geen idee. Maar zelfs de gekrenkte rebel in mij wil toch de vraag stellen, toch een blik opwerpen naar een andere manier van leven. Een manier van leven die de vraag ‘waarom?’ perfect zou kunnen beantwoorden door te wijzen naar zichzelf met een warme glimlach en te antwoorden ‘wel, daarom!’.

Brief aan Sammy Mahdi

Meneer Mahdi

Ondertussen zijn we al zo’n zeven weken ver in de hongerstaking van mensen zonder papieren in Brussel. U blijft volhouden dat een collectieve regularisatie geen optie is. Dit zou zogezegd ‘slecht gedrag’ belonen, extra immigratie aanmoedigen, et cetera.

Meneer Mahdi, u miskent een realiteit. Er zijn 150.000 mensen zonder papieren in België, mensen die hier soms moeten werken als de slaven van de 21e eeuw. En zij gaan niet verdwijnen. Dat is een feit. Bijgevolg is er maar één vraag die er effectief toedoet. Staan wij grove uitbuiting en mensenrechtenschendingen toe, of niet?

Het antwoord is ja. Momenteel wel. Momenteel staat België, een land dat het maar al te vaak heeft over waarden en normen, toe dat mensen in onmenselijke situaties leven, dat ze uitgebuit worden ten voordele van een aantal bijzonder scrupuleuze werkgevers. België kan er ook voor kiezen dit NIET toe te staan. Met als enige gevolg dat het leven van 150.000 mensen met een pennenstrook beter word. Een menswaardig leven. Geen nadelen.

Een aantal jaren terug voerde België een inkeerregeling in. Mensen die hun buitenlandse rekeningen niet hadden gemeld bij de fiscus, konden dat nu doen tot een bepaalde datum, zonder een boete te krijgen. Ook al hadden de spaarders de regels en procedures niet gevolgd, de regering liet een regularisering  van buitenlandse rekening toe.

Ik vraag u uit de grond van mijn hart hetzelfde te doen. Sta de collectieve regularisering toe. We kunnen vanaf dan gerust praten over regels, procedures en een humaan asielbeleid. Maar alsjeblieft, misken de realiteit niet. Mensen zonder papieren zijn hier al, en ze zijn al deel van de samenleving, of dat nu willen of niet. De enige vraag is, meneer Mahdi, of we deze mensen in onze samenleving een menswaardig bestaan gunnen of niet.

Open brief van mensen zonder papieren én de petitie op wearebelgiumtoo.be.

Why The European Super League Is Not Surprising

Opmerking: Deze blog is vanaf nu officieel tweetalig! Er zullen zowel Engelstalige als Nederlandstalige artikels verschijnen.

Monday morning, the footballing world woke up to the nightmare of many football fans. 12 of the major footballing teams in Europe, and therefore the world, announced they are forming their own football league, the European Super League (ESL). Unlike the current Champions League, the ESL gives these 12 Founding Members (yes, they are pretentious enough to call themselves that, with capital letters intact) a permanent position in the league, with other teams scrambling to get invited by the benevolent giants.

This announcement was met with a lot of critique by existing footballing leagues, such as UEFA, Fifa, and the national leagues, who stand to lose with the new arrangement. Their concerns are echoed by footballing legends and fans alike. They point out that the ESL goes against the competitive spirit of sports and that it does not respect and take care of the footballing pyramid that is essential to the survival of football. In the end, footballing clubs encountered more resistance than they expected and revoked their decision.

But we should not be blind to the harsh reality of modern football, something which every fan knows and denounces, but stands powerless against: the beautiful game is no more. The pyramid that everyone is referring to has been under attack and destroyed one step at a time over the last decades. The ESL is merely the logical conclusion of a long process of capitalist enclosure of football.

Capitalism and Football: One Cannot Live Without The Other

Many people are aware that the history of modern football starts in England (remember that annoying ‘It’s coming home’ meme during the World Cup in 2018? It has something to do with that). But not many people realise the strong historical link between capitalism and modern football.

Sports that are similar to football were already being played throughout the Middle Ages in England (and already before in many parts of the world). But these games were without formal rules and would sometimes cause severe injuries and death.

The enclosure of public land by rich elites forced peasants to move to cities and work as wage labourers, which enabled the Industrial Revolution. But large gatherings of people in factories, pubs and churces made workers able to play football together on an unprecedented scale. It is for this reason that a lot of the early football teams (often still existing today) were clubs made up by the working class. But the violent nature of the sport, focusing on physical dominance, was strongly disencouraged by capitalist employers, because workers would often end up injured and unable to work.

The sport was also very popular in schools such as Eton and Cambridge. Again, the violent nature was not deemed appropriate in the Victorian Era, which was focused on rules, control and civility. Therefore, in the 1850’s and 60’s, footbal became regulated, with stricter rules and regulations that saw sports as a way to build virtuous Catholic men of the artistocracy. As Britain was the strongest imperial power of that time, these young men would take their sport with them abroad, thereby globalising the game. And thus from its very inception, football was conditioned by the economic and social conditions in which it emerged, with elites attempting (and succeeding) to control the rules of the game.

Football For Profit: Neoliberalism In Action

From the end of the 19th century, football would go on to reach enormous successes. It spread from England to other parts of the world, where local communities would adapt it to their culture and style. Many clubs, footballing organisations and tournaments were formed in the first half of the 20th century. But despite the popularity of the game, football was not yet the big business it is today.

In the 1980’s, a new ideology came of age in the West. It is the ideology of free markets, free movement of capital and privatisation of public goods in pursuit of never-ending profits. Neoliberalism changed the way football was seen. Before, football was strongly tied to local identities, and investment into football clubs was motivated by a sense of pride, status and custodianship. Profit was not a motive for investment; indeed, it was even illegal for directors to receive profits from their clubs. But when Tottenham used a legal loophole to circumvent this rule and put the club on the stock market, many other clubs followed. Sporting considerations were now subject to the maximalisation of shareholder value.

Arguably the biggest catalyst of football becoming a business, however, were the television revenues. Almost every family in the West posessed a TV, and interest for football was booming. The deregulation of media allowed the shift from football being free on TV to football being accessible exclusively through expensive subscriptions. Fans’ status shifted from ‘cultural citizens’ to ‘entertainment consumers’. The increased demand for football on TV, combined with expensive subscriptions, allowed the television revenues to rise exponentially from the ‘80’s onwards.

Club owners recognised this trend and wanted a bigger piece of the pie. In England, this was most notable with the break-away in 1992 of the 22 largest clubs in England from the English Football League, which had started in 1888. These clubs cut an exclusive lucrative deal with the TV company BSkyB, owned by Rupert Murdoch.

A similar thing happened on the European level. The European Cup, which was established in 1955, allowed the champion of every national European league to enter the tournament, where a team would compete in knock-out stages to reach the finals. But the wealthy teams and leagues were dissatisfied as only one team per country could enter, and the knock-out stage did not guarantee large and stable income streams to the clubs. Furthermore, a more extensive tournament could increase TV revenues. UEFA reformed the European Cup in 1993, rebranding it as the Champions League and allowing more teams to participate. However, the big clubs still were not satisfied, and in cooperation with JP Morgan and media moguls such as Murdoch and Berlusconi, threatened to form their own break-out league (this theme should sound familiar at this point). UEFA further reformed the Champions League in the subsequent years to guarantee the participation of the big clubs.

There are three consequences to these evolutions. First, the television contracts encourage further commodification and profit-seeking in football. This is most apparent in the sponsorship deals with companies, whose names and advertisements now appear on jerseys and on the sides of the pitch.

Second, inequality became deeply entrenched into the football system, both within and  between leagues. Spain, Italy, England and Germany are the richest football leagues. As a consequence, European success (or even participation in the final knock-out stages) is increasingly only attainable for clubs from those countries. But even within leagues, inequality is rising. Smaller clubs are increasingly forced into bankruptcy, lacking amounts that bigger clubs spend on a Monday. In England, the combined revenues of Manchester United, Manchester City, Spurs, Chelsea, Arsenal, and Liverpool as almost exactly equal to those of the other eighty-six clubs in the top four divisions put together.

Third, it cemented the rise of football clubs as transnational companies. Whereas clubs used to be dependent on their immediate surroundings for financing, television revenues detached clubs from their place. To maximise their profit, they don’t focus on the thousands of fans in their home town, but on the billions of people on this planet that they can market their brand and sell their merchandise to. Combined with the increased transnational, private ownership of clubs, football clubs have now truly become transnational companies. They are no longer one single entity but form a complex legal web of businesses and subsidiaries with one goal only: to make a profit.

In turn, this has led to football results on the pitch barely impacting financial income. One could be forgiven to think that Manchester United have been struggling since the departure of  legendary coach Alex Ferguson. After all, they have not won the Premier League or Champions League even once since then, and has Paul Pogba really ever looked like he truly belonged? But, all of this is beside the point. Despite the meager footballing results, United’s revenues have doubled and they are the third richest club in the world. From the owners’ perspective, Manchester United is a success story.

The conversion of football clubs into transnational companies decreases the accountability to the fans. It explains the enormous frustration of for example Arsenal fans, who have protested rising ticket prises and a lack of success on the pitch, but have simultaneously witnessed the first sponsorship deal with a national government (Rwanda). Arsenal is just one example, but countless protests and conflicts have occured between owners, who see the club as their personal investment project expecting profits, and fans, who desire accessible and enjoyable football.

The European Super League: Late-Stage Capitalism?

The announcement of a European Super League should therefore not come as a surprise. The excellent report by Goal on Andrea Agnelli, the president of Juventus and Vice-President of the ESL, clearly unveils the visions of Europe’s club owners. The goal is to create guaranteed revenue streams, detached from football results. This requires abolishing uncertainty and  competition, and increasing inequality between clubs. Small clubs, after all, should not be able to threaten the income stream of bigger clubs just because they won.

Capitalism is a system that claims to promote competition, while in reality it eliminates competition to maximise profits. It encloses public goods and sells them for a profit margin. And importantly, in doing so, it risks devouring the very value it seeks to capture. Nowhere is this clearer than sports. The European Super League is the logical conclusion of a long historical process of capitalist enclosure. However, what they do not understand, is that the enclosure destroys the value of the sport they seek to capture.

Whether the European Super League goes ahead or not is ultimately not the question. If it does not succeed now, it will at a later point, one way or another. Such is the nature of the beast. The question, therefore, is whether we are able to imagine a new football world, that redistributes wealth, puts fans and communities at the centre and ownership under democratic control. The answer, my fellow fans, may end up saving the beautiful game.

Moeten We Blij Zijn Met Kamala Harris?

Elke dag waarop een fascist niet verkozen wordt om het machtigste land ter aarde te leiden, is een goede dag. Maar we moeten ons voorbereiden op de goede nieuwsshow van Biden en co. Laten we even stilstaan bij het feit dat de verkiezingsresultaten enorm nipt zijn. Laten we stilstaan bij het feit dat de Democraten de werkende klasse niet meer aanspreekt. En laten we er vooral bij stilstaan dat het feit dat er een bruine vrouw Vice-President is van de Verenigde Staten misschien niet de overwinning is die we denken.

Ode Aan De Eerste

Sinds de overwinning van Biden en Harris zijn de felicitaties uitgebarsten. De termen ‘Historisch’ en ‘De Eerste’ komen veel aan bod. ‘Kamala Harris breaks glass ceiling as first female vice president, first woman VP of color’, kopt USA Today. ‘Harris makes history as first female, Black, South Asian American VP-elect’, schrijft NBC News.

En inderdaad, het feit dat Kamala Harris de eerste gekleurde vrouw is die Vice-President is in de VS, en dat dit pas in 2020 een feit is, is ongelooflijk. Het is een van de beste aanklachten tegen de verregaande ongelijkheid in de VS. Dagelijks moeten gekleurde vrouwen de volle laag aan seksisme en economische uitbuiting weerstaan en verscheurde gezinnen bijeenhouden. Dat Harris VP wordt na de Trump-fase, die graag fascisten aanmoedigt zwarte protesteerders en stemmers te ‘bewaken’, maakt de ontlading nog groter. Het geeft veel mensen een gevoel van veiligheid, en een bevestiging dat de dingen niet hoeven te zijn zoals ze nu zijn. In deze tijden kan men niemand kwalijk nemen te genieten van deze overwinning.

Ook Groen doet mee…

Maar, zoals Groen demonstreert, gaan veel mensen ervan uit dat een bruine vrouw in een machtspositie automatisch in het voordeel is voor mensen die tot dezelfde groep of groepen behoren, vrouwen en bruine en zwarte Amerikanen in het algemeen, en bruine of zwarte vrouwen in het bijzonder. Deze overtuiging komt voort uit een liberale politiek die zich meer bezighoudt met vorm en symboliek dan met effectief beleid. Het is niet omdat een iemand afkomstig is uit een onderdrukte minderheidsgroep, dat dit automatisch leidt tot een emancipatoire politiek die in het belang is van deze groep.

Waarom Representatie Nodig Is

Representatie van minderheidsgroepen in posities van macht is belangrijk om twee redenen. Ten eerste zou een betere representatie zorgen voor beleid dat meer afgestemd is op de noden van de groep die de machthebber vertegenwoordigt. Vandaag de dag is er een enorme oververtegenwoordiging van welgestelde, witte mannen in de politiek. De visies en dus het beleid van deze mensen wordt mede geschapen door hun persoonlijk ervaringen en afkomst. Een vertegenwoordiging van rijke, witte mannen leidt dus (gemiddeld) tot een oververtegenwoordiging van de belangen van rijke, witte mannen. Representativiteit kan dus leiden tot een betere vertegenwoordiging van belangen van minderheidsgroepen.

Ten tweede maakt de ondervertegenwoordiging van minderheidsgroepen dat ze weinig rolmodellen zien. Samenlevingen waar blanke mensen (in het algemeen) meer macht en rijkdom hebben, reflecteren dat in cultuur en politiek. Witte mensen worden enorm positief afgebeeld in films, boeken en het nieuws, terwijl niet-witte mensen impliciet of expliciet veel negatiever worden afgebeeld. Dit zorgt voor een soms verregaand geïnternaliseerd onwaardigheidsgevoel. Positieve rolmodellen kunnen helpen dat gevoel tegen te gaan, en kunnen leiden tot meer trots en hoop.

Waarom Representatie Niet Genoeg Is

Deze positieve gevolgen van representatie verklaren waarom veel mensen juichen en hoopvol worden bij de verkiezing van Kamala Harris. Zeker na Trump voelt Harris aan als een overwinning voor diegenen die dat het meeste nodig hebben. Maar dat gevoel moeten we nuanceren. Als we, zoals ‘liberals’ graag doen, enkel kijken naar representatie van gender, etniciteit et cetera, vergeten we een aantal belangrijke dingen.

Eerst en vooral: wat is het beleid van de verkozen machthebber? Ondanks het feit dat Kamala Harris een bruine vrouw is, betekent dat niet per definitie dat zij beleid zal voeren dat bruine vrouwen helpt. Dat zou een veel te deterministische visie zijn op sociale afkomst. Het is dus mogelijk dat een rijke, witte man een beleid voert dat effectief tot structurele verbeteringen zou leiden voor bruine vrouwen (We miss you, tío Bernie!). Hoewel het vaak voorkomt dat witte mensen een blinde vlek hebben door een gebrek aan geleefde ervaring, is het (mits genoeg en eerlijk engagement te luisteren) mogelijk deze blinde vlek op een significante wijze op te vullen.

Een goed voorbeeld: Bernie Sanders was voorstander voor Medicare For All, een publiek gezondheidssysteem waar armere minderheidsgroepen proportioneel meer baat bij zouden hebben; voor Harris ging dat te ver. Voor de lol gooi ik er nog een videoclip bij, waarin Kamala trots spreekt over hoe ze ouders van kinderen die spijbelen naar de gevangenis dreigt te sturen. Haar enige zorg? Of ze ermee wegkomt voor de volgende verkiezingen. Nee, dit is geen fake news, dit is echt.

Ten tweede: welke idealen worden aangemoedigd bij het idee van ‘De Eerste’? Na de verkiezing van Kamala Harris kwamen de reacties binnen, die stelden dat de Amerikaanse droom levend en wel is, en dat je nog altijd ongeacht je afkomst succes kan hebben als je maar genoeg je best doet. Hoe goedbedoeld dat ook is, het houdt de mythe van de meritocratie in stand. In plaats van collectieve kracht en solidariteit worden competitie en individualisme aangemoedigd. Vecht hard genoeg en verwerf je plaats onder de elite. Zorg dat je daarna de regels in je voordeel trekt zodat je je plaats zeker niet verliest. En beweer dan dat iedereen in je voetstappen kan volgen, als ze het maar genoeg willen. Dat zijn de spelregels die het ideaal van ‘De Eerste’ aanmoedigen. Of zoals Kaitlyn Greenidge het pakkend verwoordt:

‘I always think, when someone is […] labeled the first: Who is being forgotten? And who never got the chance to try?’  

Het Fenomeen Obama

Toen Obama in 2008 De Eerste zwarte president werd van de Verenigde Staten, werd dit alom gezien als een grote overwinning voor de zwarte gemeenschap. Obama was de perfecte kandidaat. Jong maar niet onervaren. Charismatisch, respectabel en capabel. Zijn speeches werden uitvoerig geanalyseerd en slaagden erin om mensen mee te nemen en hoop te geven. Al met al, een perfecte liberale kandidaat.

Maar Obama is tegelijkertijd ook een waarschuwing. Zijn beleid ging nooit ver genoeg om structureel armoede aan te pakken, zeker niet de armoede van historisch onderdrukte gemeenschappen. Nochtans is Obama nog steeds een held in de ogen van veel mensen binnen de zwarte gemeenschap, en worden zwarte mensen die te sterke kritiek uiten op Obama uitgesloten. Diens invloed is zo groot, dat ook veel zwarte mensen voor Biden stemden (gezien Biden VP was van Obama), ook al is Biden’s beleid nooit in het voordeel geweest van zwarte mensen. Met andere woorden, de symboliek van Obama’s overwinning is zo sterk, dat deze in de weg staat van reële veranderingen.

En dus…

Ondanks wat de Democraten zeggen, is de recente verkiezing in vele opzichten een nederlaag. Democraten zijn gefaald om de werkende klassen en zelfs sommige minderheidsgroepen aan te spreken. Biden en Harris gaan het Witte Huis binnen met een geslonken meerderheid in de Huis en waarschijnlijk een minderheid in de Senaat. Er is niets aan hun politieke carrière dat enige bereidwilligheid toont om te vechten voor structureel, progressief beleid. Maar we kunnen al wel verwachten dat de Democraten de symboliek van De Eerste zullen benutten om toch progressieven aan hun kant te krijgen. Wanneer dit onvermijdelijk gebeurt, laat ons dan alsjeblieft niet in deze val vallen. Laten we op onze hoede zijn voor de nieuwe Eerste, en niet vergeten dat collectieve inspanningen en radicale ingrijpen de enige manier zijn om iets te veranderen.

Will the real pessimist please stand up?

Onlangs had ik een discussie met een vriend over het nieuws, en de toch wel soms alarmerende berichten die daar regelmatig verschijnen. Terwijl ik vond dat ons huidige systeem structurele problemen heeft en dus veranderd moet worden (haal je rode vlag dus al maar boven), vond mijn gesprekspartner dat de problemen geen structurele oorzaken reflecteren, en dat er dus binnen het systeem naar oplossingen moet worden gezocht. Frustratie alom.

Maar wat mij pas echt verbaasde, was dat mijn opinie als ‘pessimistisch’ werd bestempeld. Zeker omdat dit geen uitzondering is. Bernie Sanders werd bijvoorbeeld door zijn politieke tegenstanders vaak bestempeld als een oude, knorrige politicus die enkel aandacht heeft voor wat fout gaat, en daardoor het goede uit het oog verliest. Is ons radicalisme pessimistisch?

De ‘Optimisten’

Veel van deze kritiek op radicaal-links komt van de recente beweging van vooruitgangsoptimisten, met Steven Pinker voorop. In België hebben we onze eigen Pinker-van-den-Aldi, Maarten Boudry. Boudry schreef onlang zijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat¸ waarin hij het opneemt tegen ‘doembeelden over klimaat en islamisering’ en de ‘cultuurpessimisten’. Wij hebben volgens hem meer nood aan de waarden van de rede en de Verlichting.

Steven Pinker schrijft exact hetzelfde in zijn boek ‘Enlightenment Now’. Dat boek staat vol met data en statistieken over hoe de wereld beter is dan ooit. En natuurlijk kloppen veel van die statistieken, en geen enkele persoon die daar nog aan twijfelt: er zíjn verbeteringen geboekt.  Maar belangrijker dan de statistieken zelf, is het wereldbeeld van Pinker (en Boudry) dat aan de hand van die statistieken aan de lezer wordt verkocht, daar waar het fout loopt.

Het onderliggende discours luidt als volgt: voor de Verlichting was het leven ‘nasty, brutish en short’ (deze bekende quote van Hobbes wordt effectief gebruikt). Uiteindelijk redden de stemmen van de rede en de wetenschap ons van deze staat, bevrijdden we ons van het juk van irrationaliteit, en sindsdien hebben we 200 jaar lang vooruitgang gehad, en zijn we er allemaal beter op geworden. Deze verbeteringen zijn een rechtstreeks gevolg van industrialisatie en vrije-markt kapitalisme.

Dit heeft verschillende implicaties. Rijke Westerse landen mogen onder geen beding van koers veranderen. De geschiedenis heeft immers aangetoond dat enkel onze huidige koers naar vooruitgang leidt. Voor arme landen is het doel dat ze instituties creëren die het kapitalisme zijn werk laat doen. Westerse weldoeners kunnen of zelfs moeten, via ontwikkelingshulp, een steentje bijdragen.

Waarom Dit Optimisme Niet Tot Vooruitgang Leidt

Met deze visie is het niet verwonderlijk dat Pinker (en Boudry) zo populair zijn bij het establishment. De onkritische visie die zij verkondigen legitimeert namelijk het huidige systeem. En zoals decennialang neoliberalisme heeft aangetoond, het vaandel van rationaliteit opeisen werkt. Wie tegenwerkt is niet rationeel. Op die manier wordt het bestaande systeem gelegitimeerd en voorgesteld als het enige systeem (TINA: There Is No Alternative). Dit verklaart de frequente uitvaringen van Pinker en Boudry tegen radicaal-links, antikapitalisten en het ‘cultuurmarxisme’ (wat dat ook mag zijn). En het verklaart ook de merkwaardige blinde plekken binnen hun discours, zeker voor mensen die beweren hun visie exclusief te stoelen op de rede, wetenschap en feiten….

Als we kijken naar de geschiedenis van het kapitalisme, zien we dat er ook een keerzijde is. De welvaart van het Westen is er enkel kunnen komen op de ruggen van anderen: boeren die gedwongen werden in de fabriek te werken, vrouwen wiens lichamen vervolgd en gedomineerd werden en bruine en zwarte mensen die structureel vermoord werden door de zoektocht naar winst, …. Veel van de verwezenlijkingen die we vandaag de dag het meeste waarderen, zijn juist gekomen doordat deze groepen zich verzet hebben tegen onderdrukking en uitbuiting. In België zijn zaken zoals het verbod op kinderarbeid, de 8-uren werkweek en het algemeen stemrecht allemaal voortgekomen doordat de gewone mensen op straat zijn gekomen. Ze hebben dat dan ook met hun leven bekocht.

De vooruitgang die wij zo koesteren steunt dus niet enkel op een constant stijgend BBP en betere technologie. De evolutie sinds de jaren ’80 bewijst dat. Vanaf die periode was het verzet namelijk op een historisch laagtepunt, en kende onze economieën verregaande hervormingen. Reguleringen werden teruggedraaid, openbare diensten werden geprivatiseerd en het vrije handelsregime vierde hoogtij. Het resultaat? Het BBP is de lucht ingeschoten, maar indicatoren die écht vooruitgang meten laten zien dat levenstevredenheid in bijna geen enkel land significant is gestegen sinds 1975.

Zelfs als rijke landen wél op de juiste weg zouden zijn, zou de huidige gang van zaken nog steeds onaanvaardbaar zijn. De welvaart van het Westen is namelijk niet alleen ontstaan door uitbuiting en onderdrukking, ze wordt daardoor nog steeds in standgehouden. Dit zowel op kap van de arbeiders, die zelfs tijdens pandemieën gevraagd worden winst te blijven maken voor hun baas (met een reep chocolade als vergoeding), als op kap van de armere landen.

We lezen vaak dat het altruïstische Westen arme landen helpt via ontwikkelingshulp. Wel, dat blijkt fout: er vloeit meer rijkdom van arme landen naar rijke landen dan andersom. Dit komt onder andere door dat we eerder onvrije handel dan vrije handel hebben: de globale economische structuren zijn zo gebouwd dat ze het Westen bevoordelen, en er zit een klein leger aan juristen en bankiers aan de knoppen om dit machine te laten blijven draaien.

De onderdrukking heeft weliswaar een andere vorm aangenomen, veel subtieler en beschaafder dan vroeger. Maar ze is er nog altijd, en het is belangrijk dat we ons daarvan bewust zijn. Enkel dan kunnen we effectief vooruitgang maken. Dat is echter iets dat onze ‘optimisten’ nooit zullen erkennen.

Wie is er de pessimist?

In haar prachtige essays schrijft Rebecca Solnit vaak over hoop. Zowel de pessimist als de optimist denkt dat er niets valt te doen, en beiden blijven thuis.

Hoop, daarentegen, is het kompas tussenin de valse zekerheid van het optimisme en pessimisme. Hoop komt voort uit de onzekerheid van het leven; het is juist in die onzekerheid dat het potentieel ligt voor verandering.

Hoewel de ‘optimistische’ visie dat we gewoon verder moeten gaan zoals nu verleidelijk klinkt, is deze in weze niet hoopvol. Onder dat mooie verhaal staat namelijk één zekerheid vast: dit systeem veranderen is waanzin. Probeer te tekenen, maar enkel binnen de lijntjes, of we gaan ten onder.

Dat is geen hoop. Echte hoop begint pas wanneer je de wereld, in al haar complexiteit en onzekerheid, in de ogen aankijkt en bedenkt: wij kunnen beter.

Bron: Al Jazeera

Een maand in het leven van een risicopatiënt

Lockup

Angstig binnenglippen in de badkamer en snel je handen wassen, voor je de zaal van je sportclub betreedt. Je gast in je appartement ontvangen. Geef ik een hand? Dat kan niet meer. Oh shit, hij geeft me een knuffel. Goed, hopen dat hij clean is en verdergaan. Uitgaan? Nee, ik kan niet mee komen, volgende keer!

Zo verloopt het leven als jong persoon met medische voorgeschiedenis wanneer er een virus in de lucht hangt, dat wel degelijk discrimineert. Ja, iedereen kan pech hebben, maar sommigen hebben meer kans op pech dan anderen.

Enter Lockdown

Vrijdag de dertiende. Ik pak een van de laatste vliegtuigen naar België. Op de luchthaven heerst een angstige sfeer. Het is stil. Niet muisstil, zoals het is wanneer je een late vlucht neemt. Het is het geluid van de spanning. Mensen lopen sneller. Mondmaskers zijn in de opkomst. Een jongen naast mij heeft een geïmproviseerd masker op, gemaakt van keukenpapier en elastiekjes.

Aankomst in België. Lockdown. Twee weken kan het duren voordat je de eerste symptomen krijgt, toch? Angstig elke verandering in je lichaam opmerken. Keelpijn is een van de symptomen. Maar gelukkig! Het komt niet zo vaak voor, hoest en koorts zijn de belangrijkste symptomen. De twee weken zijn voorbij, ik ben veilig.

Life in Lockdown

Waar je je in het begin alleen voelt terwijl iedereen nog samenkomt, voel je je tijdens de lockdown minder alleen, omdat niemand nog samenkomt. De ernst van het coronavirus dringt nu bij de meeste mensen door. Je bent niet meer de enige die denkt aan afstand houden, aan het vermijden van contact. Social distancing is nu pas echt social; het komt ook van de andere partij.

Dagen gaan over in weken. Iedereen is in lockdown. Maar: het virus discrimineert. Sommigen hebben meer kans op pech dan anderen. Deze keer gaat het niet over mij. Ik heb een inkomen. Ik kan binnen blijven. Ik kan een wandeling maken in een van de parkgebieden in mijn buurt. Maar het virus discrimineert. Supermarktbedienden, postbodes, en natuurlijk het medisch personeel: zij lopen het risico. Zij die de samenleving draaiende houden, die besparing na besparing hebben moeten doorstaan. Ja, ze zijn helden. Maar hoe durven wij ze helden te noemen?

De rusthuizen worden een tragedie. Waren ze ooit iets anders? Oudere mensen lijken meer bezorgd over de eenzaamheid dan over het virus. Ik kan een heel klein beetje begrijpen hoe ze zich voelen. Blijkbaar moeten wij, risicogroepen x, y en z, ons afzonderen uit het leven, zodat de rest kan doorgaan. Met wat?

Life after Lockdown?

Exitstrategie betreedt het podium, lockdown mag even rusten in de coulissen. Mensen worden ongeduldig. Tuincentra gaan open. Zijn tuineigenaars de ongeduldigen? De maatpakken willen de economie herstarten. The cure should not be worse than the problem, folks. Langzaam wordt duidelijk, we gaan niet zomaar terug naar het leven voor corona.

Mijn leven is onlosmakelijk verbonden met anderen. Hoe zullen anderen zich nu gedragen? Hoe moet ik mij gedragen? Deze vragen komen steeds vaker in mij op naarmate het einde van de lockdown in zicht komt. Wie er als volgende op het podium komt, geen idee.

 

Bron Afbeelding: Getty Images

De mens is best OK

Voor de eerste blogpost van het nieuwe jaar dacht ik om voor één keer een uitzondering te maken en iets positiefs neer te schrijven. Het onderwerp van vandaag: waarom de mens best OK is.

Hedendaagse Mythes

Volgens Rutger Bregman’s boek ‘De meeste mensen deugen’ is de idee dat mensen van nature slecht zijn de grootste mythe van de Westerse wereld. Dat er veel grotere mythes zijn (duurzame economische groei is mogelijk, het kapitalisme brengt vooruitgang in de ontwikkelingslanden, of Star Wars films zijn goed) doet niets af aan zijn punt: de idee dat mensen slecht zijn in tot diep in ons ingegraven, maar is compleet fout.

Verhalen over de slechtheid van de mens zijn wijd verspreid. In de Westerse literatuur wordt vaak verwezen naar Hobbes en Machiavelli als de belangrijkste voorvechters van de slechtheid van de mens. Hobbes dacht dat er een sterke staat nodig was om mensen ervan te weerhouden de kop in te slaan. Nieuwe studies tonen echter aan dat prehistorische, staatloze gemeenschappen veel vreedzamer waren dan eender welke Staat in de geschiedenis.

Maar niet alleen Middeleeuwse misantropen dachten dat mensen slecht zijn. Ook vandaag de dag vormt dit een sterke basis van ons systeem. Want wie moest er niet op school leren over ‘The Stanford Prison Experiment’ en het boek ‘Lord of the Flies’? Dat deze verhalen eigenlijk al lang ontkracht zijn heeft weinig invloed op de onkritische aanvaarding ervan in onze cultuur. Dezelfde logica wordt ook rondom ons toegepast: de overheid ziet iedereen als potentiële fraudeurs  en we wantrouwen onze medemens veel meer dan we zouden moeten doen.

In filmcultuur komt dit ook vaak voor. Op kerstavond keek ik bijvoorbeeld samen met mijn familie naar de film ‘Rescue Dawn’ (want er is geen betere kerstfilm dan een oorlogsfilm). Hierin proberen een groep gevangenen te ontsnappen uit een Vietnamees kamp in de jaren ’60. In de film bereiden de gevangen een plan: ze vallen de bewakers aan uit twee verschillende richtingen op exact hetzelfde punt. Maar als puntje bij paaltje komt, laat één groep de andere achter en ontsnapt, terwijl de andere groep het zelf moeten opnemen tegen de bewakers. Als beide groepen na de ontsnapping aan he kamp elkaar terug tegen komen in de jungle, geeft de verraderlijke groep enkel tegen betaling een paar schoenen aan de andere groep.

Hoe verschrikkelijk! Maar toen ik na afloop op Wikipedia keek, bleek de waarheid veel spectaculairder zijn dan de film! Niet alleen pleegde geen enkele groep verraad en namen ze het samen op tegen de bewakers (die, dat moet gezegd worden, arme boeren waren die slachtoffers waren van Amerikaans imperialisme). Dat niet alleen, maar na de ontsnapping besloot één persoon (die in de film de verrader was) niet met zijn eigen groep mee te gaan, om een andere persoon die koorts had en zwak was te helpen. Hij zou deze heldhaftige daad moeten bekopen met zijn leven, en een lasterlijke Hollywood film.

Hoe Mensen Wél Zijn

Onderzoek toont aan dat zelfs baby’s morele oordelen kunnen maken, nog voor ze kunnen spreken. Mensen hebben dus een aangeboren moreel karakter. Vanwaar komt dat?

Volgens Massimo Pigliucci kregen mensen morele overwegingen omdat ze in groep leefden. Leven in groepsverband leverde nu eenmaal een evolutionair voordeel op. Maar om in groep te leven, moet je samen werken. Om samen te werken, moet je moreel handelen: als je asociaal gedrag vertoont, gaat na een tijdje niemand van je groep je nog vertrouwen. Deze dynamiek is zo diep tot ons doorgedrongen, dat wat oorspronkelijk eigenbelang was, nu een moreel imperatief is geworden: maar weinig mensen kunnen onrechtvaardigheid in hun omgeving dulden.

Maar hoe is het dan mogelijk dat er oorlog is, dat de Trumps, Johnson’s en De Winter’s van de wereld zo populair zijn? Het antwoord is dat de mens het vaakst sterke ethische gevoelens heeft in zijn naaste cirkel, zoals vrienden en familie. Dat is ook een gevolg van onze evolutie. Maar menselijke frustraties kunnen gemakkelijk uitgebuit worden tegenover mensen die buiten die cirkel behoren, zoals ‘vreemdelingen’. Bovendien versterken machtsstructuren, zoals op dit moment het kapitalisme en de natiestaat, deze onethische gevoelens. Dat is nu eenmaal de psychologische impact van macht.

Ethiek Als Een Spier

Het feit dat ethische gevoelens het sterks zijn in onze directe omgeving is een interessant gegeven waar verschillende filosofieën anders mee omgaan. Sommigen willen zich terugtrekken in hun eigen natie. Anderen denken dat mensen fundamenteel gelijkwaardig zijn, ongeacht hun geografische of sociale nabijheid, en zien zichzelf eerder als aanhangers van universele rechten en het kosmopolitisme. Daar moeten we volgens mij het antwoord zoeken: enkel een internationale ethiek is rechtvaardig.

Volgens mij is het dan aan ons, individueel en in groep, om reflectief te zijn tegenover onze gevoelens en acties, en onze ethische ‘spier’ te trainen om buiten onze naaste cirkel ook te werken. En natuurlijk, om de natiestaat en het kapitalisme (het is vrij lange termijn, ok, geef ik toe) te vermorzelen.

Vlaams Belang als belangrijkste Vlaamse regeringspartner

De Vlaamse regering is nogal verontwaardigd met de verontwaardiging op haar besparingsbeleid. Hoe durven wij zo onsolidair te zijn met haar onsolidariteit? Hoe durven wij, ondankbare, moraliserende, onrealistische, en het ergst van al, linkse mensen, te weigeren onze welvaart op te geven?

Ik heb het compleet gehad met de Vlaamse regeringspartijen. De voorbije vier jaren werden gekenmerkt door een afbraakbeleid, interne ruzies en machtsspelletjes.  De klimaatbeweging, die zich bijna even snel verspreidde als de brand in het Amazonewoud, werd afgeschilderd als een links complot. Veel erger dan dat, dacht ik, kan het niet worden…

Maandag, 3 december 2019. Het nieuwe Vlaamse regeerakkoord wordt gepresenteerd. De politici gloeiden van blijdschap, tevreden over hun akkoord, en De Wever zei dat er meer gelach dan geroep was tijdens de onderhandelingen. Wat is er dan veranderd tegenover de vorige regeringsperiode? Waarom roepen Open VLD en CD&V niet meer? Voelden ze zich afgelopen jaar te veel als roependen in de woestijn? If you can’t beat them, join them?

Exclusieve foto van de Vlaamse regeringsonderhandelingen

Hoewel het complete gebrek aan ruggengraat van Open VLD en CD&V misschien nog een beetje verbazing opwekt, de ruk naar rechts van de Vlaamse regering zou dat eigenlijk niet moeten doen. De belangrijkste dynamiek is die van de N-VA en Vlaams Belang. 

N-VA begon als rechtse conservatieve partij, die zich in 2008 afscheurde van de CD&V. Hun nationalisme was een soort van ‘inclusief’ en ‘civiel’ nationalisme. Nieuwkomers konden dus een deel worden van de Vlaamse samenleving, maar enkel als ze bepaalde normen en waarden overnemen. Maar de N-VA, die zich in het begin zo stevig van Vlaams Belang distantieerde, zette steeds meer in op een racistisch en rechts-populistisch discours. Er zullen zeker strategische reden geweest, maar zoals Jan Blommaert al opmerkte, Vlaams Belang, N-VA en Schild en Vrienden delen dezelfde ideologie en zijn allemaal deel van dezelfde politieke familie: die van Nieuw Rechts.

De strategie van Nieuw Rechts is om aan meta-politiek te doen. Meta-politiek betekent dat men niet in de dagdagelijkse politiek vastzit. Er is daarentegen een grotere blik op politiek: het doel is om een hegemonie (dominantie) van de eigen ideologie te creëren of te verstevigen. Men doet dit door via verschillende kanalen (parlement, media, middenveld) een bepaalde ‘common sense’ op te dringen. Meta-politiek wil dus bepalen wat mensen normaal vinden; wat mensen vinden dat kan. Met andere woorden, meta-politiek wil het Overton Window verschuiven.

Vlaams Belang heeft jarenlang vanuit de positie steevast dominante opvattingen over bijvoorbeeld vluchtelingen zitten aanvallen en tarten. Ze hadden echter een vrij marginale positie. Ondanks goede verkiezingsuitslagen bij momenten, werd hun visie weinig verspreid, tot recent. Enter de N-VA. Als zogezegd beschaafde partij, en grootste partij, werd hun discours veel breder verspreid, en had dat discours dus veel meer impact. Nadat ze eerst Vlaams Belang kiezers verleidden, hebben ze ze daarna vermenigvuldigt. Dat was geen ongeluk, dat was opzet (iedereen weet namelijk dat verleiding vaak leidt tot vermenigvuldiging).  Dat Vlaams Belang besloot massaal te investeren in sociale media als alternatief en ongereguleerd kanaal, speelde ongetwijfeld ook een belangrijke rol.

En nu zitten we dus opgescheept met N-VA, die besluit een frontale meta-politieke aanval te doen op het middenveld. Weg met kritische stemmen, weg met pluralistische organisaties. Iedereen in een Vlaams-Nationalistisch jasje, en we weten wat daarvan komt!

Open VLD gaat mee, omdat ze ondertussen bereid zijn tot elk politiek compromis, zolang ze maar overheidsgeld kan geven aan bedrijven, in plaats van aan burgers. CD&V gaat mee, omdat naargelang de aloude tjeeventraditie, hun enige principe is dat ze aan de macht willen zijn. En Vlaams Belang? Die zijn ongetwijfeld hun regeringscoalitie met N-VA in 2024 aan het plannen.

Wat nu? Het is aan ons, beste lezer, om een alternatief project te bouwen. Het is niet goed genoeg om enkel defensief te zijn. Al onze acties moeten kaderen in een alternatief, counter-hegemonisch project. Chili, Colombia, Hong Kong, de Koerden in Rojava, en vele anderen, zij doen het al. Het is tijd om in gang te schieten. Voor de ‘gang’ ons schiet.